Jefke en de bollebozen
Op een frisse ochtend, toen de zon nog wat slaperig over het erf kroop, kwam Jefke – eigenlijk heet hij Viktor, maar niemand noemt hem zo – met statige tred uit zijn hok. Zijn oren stonden recht als vlaggen in de wind. Hij was de waakhond van dienst, de baas van het erf… tenminste, dat vond hij zelf.Aan de andere kant van het erf scharrelden de Bollebozen, een groepje kippen dat altijd iets in de zin had. Ze kakelden, stoven, krabden, en leken wel overal tegelijk te zijn. Jefke keek er met een scheve blik naar."Bollebozen," bromde hij zachtjes. "Altijd druk met niets."Maar diep vanbinnen vond hij ze eigenlijk wel gezellig. Als ze in de namiddag bij het hek scharrelden, ging hij er vaak bij liggen – zogenaamd om op te letten, maar eigenlijk om te luisteren naar hun eindeloze gekakel. Want in hun kippenwereld gebeurde altijd iets bijzonders: een nieuw ei, een worm die ontsnapte, of een geheimzinnig geluid in het gras.En zo begon elke dag op het erf: Jefke op wacht, de Bollebozen op avontuur – en samen maakten ze er altijd iets van, ook al deden ze net alsof ze elkaar niet nodig hadden.

