Jefke en de Bollebozen – De Nacht van de Stammtisch
Het was gisterenavond stil rond het huis. Alleen in de verte klonk het zachte geroezemoes uit de Stammtisch, waar baasje en bazin zoals elke vrijdag hun wekelijkse avond hadden.
Voor Jefke betekende dat maar één ding: dienst draaien.
Hij stapte statig het erf op en keek naar het kippenhok.
De Bollebozen zaten al op hun stok, als kleine pluimenbollekes naast elkaar.
"Ge moet maar roepen hé, als er iets is," bromde Jefke op zijn plechtige manier.
De Bollebozen kakelden zacht terug, alsof ze hem wilden zeggen:
Wij vertrouwen op u, meneer de nacht-wachter.
En zo begon zijn ronde.
Hij liep van de poort naar het achtererf, zijn oren gespitst, zijn neus in de lucht.
Een blaadje dat ritselde?
— Check.
Een schaduw in de struiken?
— Nog eens check.
Een verre geur van iets dat op een vos zou kunnen lijken?
— Jefke zette zijn poten stevig in het gras, borst vooruit: "Niet op mijn erf, maat."
(De vos dacht hetzelfde en koos wijselijk een andere route.)
Af en toe keek Jefke naar het huis om te zien of baasje en bazin al terugkwamen, maar nee — ze zaten nog ergens gezellig te babbelen met de buren.
Toen er even later een voetstap op de oprit klonk, schoot Jefke meteen recht:
een vreemde bezoeker?
Maar het bleek gewoon de postbode die nog snel iets in de brievenbus kwam steken.
Jefke controleerde hem streng vanop afstand.
Pas toen de man vriendelijk "Goeienavond, jongen!" fluisterde, vond Jefke dat ook deze controle succesvol was afgerond.
Tegen dat baasje en bazin thuiskwamen, stond Jefke hen op te wachten, trots als een gloednieuwe spoorwegbiels.
Zijn staart zwiepte heen en weer, maar zijn ogen zeiden:
Missie volbracht. Iedereen veilig. Geen vossen, geen indringers, geen miserie.
De Bollebozen kakelden opgelucht toen het licht aangewipt werd in hun nachthok.
Baasje gaf Jefke een klop op zijn schouder:
"Goed gedaan, jongen. Gij zijt onze beste bewaker."
En Jefke?
Die ging tevreden in zijn mand liggen, moe maar voldaan.
Het erf was veilig, en dat wist hij maar al te goed.

